vrijdag 3 september 2010

Jan Peter

Terwijl ik kranten uit mijn tas probeer te trekken zie ik hem daar ineens liggen. Met een lieve glimlach kijkt hij me aan. Ik glimlach terug. Zijn wangen zijn een beetje teveel gepoederd en het lijkt wel alsof hij lippenstift op heeft. Een groen snorretje is met een stift op zijn bovenlip getekend, maar de vermomming werkt niet.

‘Ik herken je wel met dat snorretje! Het is fijn om je weer te zien lachen, de laatste keer dat ik je zag huilde je.’ Nog steeds kijkt hij me aan met een glimlach. En ik vraag me af hoe hij dat kan. Hij ligt hier gedumpt, als een stuk oud vuil. Het liefst zou ik hem oppakken en meenemen. Dan hing ik hem op mijn kamer, gewoon om hem een warm hart te laten voelen. Maar ik doe het niet en loop er zomaar voorbij.

Jan Peter, je was zo zielig tijdens je aftreden. Maar ik mis je wel hoor, zoals je lacht op je campagneposter, die nu als grof vuil in de struiken ligt.

1 opmerking: